Als hooikoortspatiënt heb je vast al eens het woord ‘histamine’ voorbij horen komen. Het is een grote boosdoener die onder andere jeukende ogen en niesbuien veroorzaakt. Waarom zou je lichaam dit aanmaken, als je er toch alleen maar ziek van wordt? En hoe gebeurt dat dan, voor zo’n ongevaarlijk iets als gras- of bomenpollen?

Een allergie is een overmatige reactie van het immuunsysteem op iets waarop het eigenlijk niet zou moeten reageren. De belangrijkste spelers in de immuunwereld die betrokken zijn bij allergieën zijn T-helpercellen, IgE-antilichamen en mestcellen. Een hele mond vol, maar deze zijn allemaal nodig voor het maken van het gevreesde immuunstofje: histamine.

Harry Wichers is hoogleraar immuunmodulatie door voedsel bij Wageningen Research. Omdat alle allergieën, voor zover we nu denken, in de basis dezelfde immuunreactie hebben, maakt het niet uit of je over een allergie voor pinda’s of voor pollen praat. Hij legt uit dat het krijgen van een allergie niet voor iedereen weggelegd is. Een genetische aanleg en omgevingsfactoren zijn belangrijk. Ook het afweersysteem speelt ook een belangrijke rol.

‘Bij de geboorte is je immuunsysteem nog niet volwassen: het moet nog uitrijpen. Dit komt doordat afweer tegen lichaamsvreemde cellen, wordt onderdrukt tijdens de zwangerschap. En dat is maar goed ook, want je zit als foetus in de baarmoeder van je moeder. Omdat je voor de helft uit de genen van je vader bestaat, zou je dus de ‘rare’ cellen om je heen – die van je moeder – kunnen aanvallen. Of het immuunsysteem van je moeder die van jou. Dat is natuurlijk niet te bedoeling, want dan is er een kans op zwangerschapsvergifting.

‘Na de bevalling moet het rijpen wel snel gebeuren. Je moet jezelf natuurlijk wel kunnen beschermen zodra je eenmaal de veilige baarmoeder uit bent,’ vertelt Wichers. Dit is een hele belangrijke stap, want als dit niet goed gebeurt dan bestaat een grotere kans op het ontwikkelen van een allergie.

Yin-en-yang

Dit heeft te maken met T-helpercellen 1 en 2. T-helpercellen 1 (Th1) helpen met bescherming tegen micro-organismen, en het onthouden van ziektes die je al eens hebt gehad. T-helpercellen 2 (Th2) helpen met het maken van antilichamen, die zich binden aan dingen die het immuunsysteem wil elimineren. ‘De Th-1 en Th-2 cellen moeten met elkaar in balans zijn, als een yin-en-yang’, legt Wichers uit. ‘Bij gevoeligheid voor een allergie is er sprake van een overwicht naar Th-2 cellen.’

Het overheersen van Th-2 cellen betekent dat deze actiever zijn dan zou moeten. Als gevolg reageren de cellen net iets sneller, en reageren ze ook op onschuldige stofjes zoals pollen. En dan zijn de poppen aan het dansen. Wichers: ‘De Th-2 cel maakt, wanneer hij bijvoorbeeld een eiwit uit een berkenpol tegenkomt, een antilichaam aan: IgE. Deze Y-vormige IgE-moleculen maken zichzelf vast aan een mestcel, een andere cel van het immuunsysteem.’ IgE is dus een signaaltje dat vanuit de herkenningscel Th-2 naar de mestcel wordt gestuurd. 

 Op dat moment sta je op scherp, als een tikkende tijdbom. Want de volgende keer dat je met een berkenpol in contact komt, kunnen de eiwitten daaruit de IgE’s op de mestcel met elkaar verbinden. Dit heet cross-linken. Als gevolg gaan de mestcellen los: ze spugen dan verschillende stofjes uit, waaronder leukotrienes, bradykinines en het bekende histamine. Deze veroorzaken jeuk, tranende ogen, of een verstopte neus.


Toelichting figuur: De eindfase van de allergene reactiecascade: IgE (de beige Y-vormige symbolen) is gevormd, gebonden aan een mestcel (blauw in figuur), en wordt gecrosslinkt door het allergene eiwit. Daardoor komen stoffen vrij als histamine, prostaglandinen, leukotriënen, bradykinine en cytokines en worden allergische symptomen opgewekt. (bron: H. Wichers)

Gelukkig zijn deze cellen en immuunstoffen niet alleen maar ontwikkeld om de mens allergieën te geven. Integendeel, de cellen zijn er oprecht van overtuigd dat zij een kwaadaardig monster te pakken hebben. In andere gevallen zijn IgE-antistoffen juist heel nuttig, want ze helpen ook bij het opsporen en afbreken van parasieten, zoals wormen. Die wil je natuurlijk niet in je lichaam hebben. Het is dus toch fijn dat de cellen aanwezig zijn, want van het idee van de parasieten krijg je jeuk door je héle lichaam.


Nog meer weten over hooikoorts en allergieën? Harry Wichers heeft onlangs zelf een boek uitgebracht: De Achilleshiel van allergie. https://www.bol.com/nl/p/de-achilleshiel-van-allergie/9200000102559943/


Dit artikel is geschreven door Amber Verhaar, bioloog en wetenschapsjournalist.